Om niet somber te worden van de nog steeds voortdurende winter werd met Travelimbo NV nog een plezierige uitstap gemaakt naar een stad waar de spreekwoordelijke wieg van Canada staat. We bezoeken Québec City.
De eerste Europese bezoeker van deze plek bewoond door de mysterieus verdwenen
St-Laurence Irokezen was Jacques Cartier in 1534 en daarmee één van de vele ontdekkers van het Noord-Amerikaanse continent en zo ontstond in een tijd dat alles “nieuw” was
Nouvelle France. Maar Samuel de Champlain was in 1608 de eerste Franse bezoeker die bleef. Na
Port Royal in Nova Scotia, richtte hij er de tweede permanente nederzetting voor Frankrijk op.
Deze handelspost voor de bonthandel lag aan een strategische versmalling van de St-Laurensrivier (in het Algonquin: kébec) en werd l’Abitation de Québec genoemd. Ze was gelegen aan de voet van Cap Diamant, maar er bleek in de kliffen enkel glinsterende kwarts te zitten. Hoewel het begin moeilijk was – 20 van de 28 bewoners overleefde de eerste winter niet – was hiermee Québec gesticht. Bovendien waren er ook te weinig vrouwen, al richtten enkele van die eerste vrouwen, nonnen onder leiding van Maria Guyart de l’Incarnation, in 1639 het Ursuline-klooster op. Gelukkig kwam er beterschap met de
Filles du Roi, huwbare wezen uit Parijs. Eén van de gevolgen was dat men in Nouvelle France beter Frans sprak dan in het moederland zelf! Hoe dan ook ondertussen waren er al veel mannen verder het woud ingetrokken. Deze
Coureurs de Bois ontsloten het volledige Noord-Amerikaanse binnenland via de Grote Meren en de Mississippi tot New Orleans. Uit de innige ontmoetingen met de lokale (vrouwelijke) bevolking ontstonden zelfs geheel nieuwe gemeenschappen, zoals de
Métis in de prairies van centraal-Canada.
Alles verliep dus prima tot 1759, toen de Engelse troepen van James Wolfe met een listig plan op de vlakte voor de houten versterking van Québec raakten. In de slag op de plaines d’Abraham verloren de Fransen onder leiding van Montcalm niet alleen de stad maar ook hun volledige kolonie. Beide legeraanvoerders stierven op het slagveld en hebben nu - raar maar waar - samen een monument. De tijd vervaagt blijkbaar de verschillen (cf foto). Door het Franse verlies werden zowel
New England als later ook
Nueva España met het Frans grondgebied - volgens Voltaire “
quelques arpents de neige” - uitgebreid. Vandaag is alles als in den beginne met enkel Québec als de Franstalige provincie van Canada. De wereld had er wel even anders uit kunnen zien…
Het gevolg is wel dat men nu overal in de stad de “oudste” dingen van Canada of Noord-Amerika ziet. Québec staat op de National Heritage List omdat het de enige koloniale stad met een omwalling is. De Rue du Petit-Champlain is het oudste en het smalste straatje dat je ofwel kan bereiken via de Funiculaire of de steile Escalier Casse-Cou. Het Muséé de l’Amérique Française is het oudste Canadese museum. Het Ursuline-klooster heeft de oudste meisjesschool en … de oudste houten trap (zonder één nagel gemaakt)! In de kapel met een L-vormig grondplan krijgen we een privé-rondleiding van een vriendelijk nonnetje, maar dat is een verhaal apart. Net als de buste van Louis XIV op de Place Royale, een stukje Franrijk onder de Engelse kroon.
Maar het meest in het oogspringende gebouw van Québec is het bekende, meest gefotografeerde hotel ter wereld: het Château Frontenac. Om dit reusachtig sprookjesachtig hotel met 628 kamers met bad te kunnen bezoeken, moesten we een reservatie maken door doodleuk de hoorn van de haak te nemen van een telefoon die precies wat verloren op een kast stond. De gidse in 19de-eeuwse kledij toonde één piepkleine maar luxueuze kamer, de roze kamer waar Winston Churchill zijn bekende sigaar rookte en men de invasieplannen van WOII even liet liggen. De wereld had er weer even anders uit kunnen zien als een hotelbode niet zo attent was geweest…
Je hebt Québec niet bezocht met de vele musea, je moet ook door de oude stad dwalen of er de stadsomwalling bewandelen. Eerst geniet je van een stukje stappen op de Vaubanachtige wallen met uitzicht op de binnenstad, de stadspoorten (St-Louis, Kent en St-Jean) of de Plaines d’Abraham met de Martello-toren No1 . Vervolgens neem je het wandelpad langs de steile klif via de Promenade des Gouverneurs en het Terrasse Dufferin. Aan de ene kant heb je de muren, aan de andere kant in de diepte de St-Laurentrivier.
En dan steek je met de veerboot de rivier vol ijsschotsen over en maak je in Lévis een tocht naar een panoramisch uitzichtpunt. 's Avonds krijg je van al dat geloop honger en dorst en traditionele en lokale specialiteiten zijn er in overvloed: poutine, tourtière, cipaille, tarte au sucre en dan weet je dat de wereld er niet anders uit moet zien…
Je zou direct willen teruggaan in de tijd…
Maar ons bezoek van Québec was natuurlijk zo gepland dat we ook het
Carnaval de Québec konden meemaken. Dat is het grootste wintercarnaval ter wereld. Er zijn verschillende activiteiten zoals een paardeslee-race. Het beroemde ijshotel konden we helaas niet bezoeken. Maar we keken wel vol bewondering naar de sneeuwsculpturen. Het is een techniek die vergelijkbaar is met het maken van zandsculpturen. Onvoorstelbaar welke fijne details men kan uitwerken in die witte sneeuwmarmer.
Er was ook een indrukwekkende parade, maar denk niet aan een stomende massa zoals in Rio, we moesten een temperatuur van -20°C trotseren. Gedurende anderhalf uur passeerden een stoet van carnavalwagens onder luide muziek. De sfeer is quasi onmogelijk op beeld vast te leggen. Onder groot gejoel en met zijn specifiek liedje werd op het einde de Bonhomme de Neige uitgewuifd. De winter is halfweg…