Travelimbo NV organiseerde onze laatste uitstap in oostelijke richting . In één opmerkzame blik zie je dat we in die richting niet ver geraakt zijn, het verst was Québec City (vertrek op de kaart vanuit Gatineau). Verderop liggen bijvoorbeeld nog de Maritimes en Newfoundland -met de grappige uitspraak- aan de Altantische Oceaan, maar dat onbekende land zullen we enkel vanuit de lucht zien als we terug die grote plas oversteken. Maar voor we westwaarts trekken, zochten we dus de zomerse ziel van Montréal na de winter (klik
hier).
In Montréal ontmoeten we het andere deel van de Raad van Bestuur. Vooreerst dwalen we langs het water. Er is geen wonderbaarlijke visvangst te zien, maar we genieten wel van het panoramisch uitzicht over de oude haven, van Parc Jean-Drapeau tot Habitat'67 vanaf Pointe-à-Callière. Ook de tocht in de woestijn langsheen de oude industriële complexen langs
Canal Lachine tot aan de Art-Déco
markthal van Atwater is prachtig. Het Canal Lachine was een belangrijke voorloper van de St Laurence Seaway die het Grote-Merengebied verbindt met de wereld. De naam "La-Chine" verwijst smalend naar de vruchteloze zoektocht van
René-Robert Cavelier, Sieur de La Salle om Azië te bereiken. Over de marktnaamgever
Edwin Atwater is niks bijzonders te vertellen.
Op onze terugweg lopen we doorheen de oude fabriekswijken, onder andere in de rue Coursol genieten we van de "stairways to heaven" die Montréal de bijnaam "Parijs van Noord-Amerika" geven. In feite is de trap buitenshuis een bouwkundige truc voor meer woonruimte binnenshuis. Maar ook in de nieuwe straten is het leuk flaneren. Ze staan vol kunstwerken door de "éénprocenttax" die elke bouwer moet storten in een kunstfonds voor stadsverfraaiing. Het "Illuminated Crowd Statue" van Raymond Masson voor de BNP-Bank is een mooi voorbeeld.
Op de laatste dag van ons verlengd weekend bezochten we opnieuw de botanische tuinen die tot de grootste ter wereld behoren. De Japanse en de Chinese tuinen konden we nu wel in al hun glorie bewonderen. Genieten van simpele geneugten zoals een pintje op een terras horen daar ook bij, zeker met de vorige dag op de Mont Royal in gedachten.
De
Mont Royal is een parkheuvel uitgetekend door Frederick Law Olmsted die ook het Central Park in New York ontwierp. Prachtige uitzichtpunten over de eiland-stad zijn met elkaar verbonden via een netwerk van paden. Het is ook de grootste necropolis van Noord-Amerika met ca. 2 miljoen graven. De katholieken (Frans) liggen op
Notre-Dame-des-Neiges, tot de dood gescheiden van de protestanten (Angelsaksisch) op een apart
kerkhof. Daarnaast is er ook een joodse begraafplaats (Iberisch). Beroemd of gewoon, rijk of arm, na de dood rust ieder vredig in het natuurschoon.
Verder dan het
Oratoire St-Joseph reikte ons doel van de dag evenwel niet. Dit bedevaartsoord is 's werelds grootste devotieplaats gewijd aan de heilige Jozef, die ook de patroonheilige van Canada is. De reusachtige moderne basiliek met de derde grootste koepel ter wereld staat in schril contrast tot de kleine kapel die de devote broeder André in zijn vrije tijd bouwde. We zagen geen mirakuleuze genezingen, maar wel enkele pelgrims die op hun knieën de trap van 300 treden beklommen en brandden ook een kaarsje.
We zochten de "Soul" dan maar in de muziek. Aan de voet van de Mont Royal bij het momunent van George-Étienne Cartier lieten de duivelse ritmes van de Tam Tam Sundays de bohémien-sfeer van Montréal horen. In de binnenstad luisterden we naar de verheven muziek van het
internationale Jazz festival: Mory Kanté met zijn Yeké Yeké was dit jaar de nostalgische afsluiter van het grootste jazz festival ter wereld. In Ottawa genoten we dan weer enkele avonden van
Bluesfest. De echte blues van Keb'Mo' werd afgewisseld met Canadese muziek van de cowboy Corb Lund of de hemelse Kathleen Edwards, naast de topacts als The Tragically Hip of Feist.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten